Drie tips voor CCM: maalfijnheid, vocht en mycotoxinen

Ieder jaar biedt ForFarmers agrarische ondernemers de mogelijkheid om de kwaliteit van hun CCM te laten analyseren. In Nederland hebben het afgelopen seizoen ongeveer 36 bedrijven aan de actie deelgenomen. De gemiddelde resultaten zijn goed. Toch zijn er een aantal aandachtspunten: maalfijnheid, vocht en de belasting met mycotoxinen (DON en ZEA).

Kennis
Varkens
HomeMiXX
Varken - ForFarmers Nederland

Tip 1: Maalfijnheid: zorg voor een juiste balans

Een goede maalfijnheid is erg belangrijk. Hoe fijner het voer gemalen is, des te beter de voederconversie. Tegelijkertijd is het van belang dat een gedeelte van het rantsoen grover gemalen is, met het oog op de maaggezondheid. Als al het voer (te) fijn gemalen is, vergroot dat de kans op maagzweren. Er moet dus een goede balans gevonden worden tussen het fijn gemalen en het grover gemalen deel van het rantsoen. CCM kan het beste zo fijn mogelijk gemalen worden. Het grover gemalen aandeel in het rantsoen moet dan uit het aanvullend voer komen.

Bij een aantal bedrijven is de CCM te grof gemalen. Via het aanvullende voer kan ForFarmers dit gedeeltelijk corrigeren, door het aandeel grof gemalen grondstof in het totale rantsoen aan te passen. Bespreek dit met de brijvoerspecialist van ForFarmers. Overleg ook met de loonwerker die de CCM maalt en vraag om fijn gemalen CCM.

Tip 2 Vocht: voor een goede conservering

Voor een goede conservering van CCM is het van belang dat er voldoende vocht aanwezig is. Op deze manier kan er voldoende melkzuurvorming plaatsvinden en daalt de pH onder de 4,2. De kuil is pas na 4 tot 6 weken goed geconserveerd. De norm voor het vocht moet tussen de 35% en 40% zitten.

Dit jaar zien we veel variatie in het vochtgehalte. Er zijn aardig wat monsters onder de 35% of boven de 40% vocht afgenomen bij de deelnemende bedrijven. Als de CCM te nat is, dan zijn er problemen met het malen. Bij droge CCM heeft het niet zoveel zin om melkzuurvormende bacteriën toe te voegen, er is immers vocht nodig om melkzuurvorming plaats te laten vinden. Het is beter om water aan de kuil toe te voegen. Daarnaast is er de mogelijkheid om de kuil nog aan te zuren.

Tip 3 Mycotoxinen: let op DON- en ZEA-gehalten

Mycotoxinen zijn gifstoffen die door schimmels geproduceerd worden. In mais is de Fusariumschimmel actief, die o.a. DON en ZEA produceert. DON en ZEA zijn de belangrijkste mycotoxinen in CCM. Te hoge gehaltes aan DON heeft bij varkens met name een negatief effect op de voeropname. ZEA heeft vooral een negatief effect op de vruchtbaarheid. Voor mengvoer (op basis van 88% droge stof) zijn hiervoor normen opgesteld (zie tabel 1).

Actiegrens is 80% van afkeurgrens. Bron: GMP+ 2013

Bij veruit de meeste bedrijven zijn er geen problemen met mycotoxinen. Toch zijn er uitschieters. Bij deze bedrijven kan gedeeltelijk gecorrigeerd worden door rekening te houden met de dieren aan wie de CCM verstrekt wordt. Koeien en pluimvee zijn minder gevoelig voor mycotoxinen. Jonge varkens echter zijn erg gevoelig voor mycotoxinen. Een lager aandeel CCM in het rantsoen is eventueel een optie om op een veilig mycotoxineniveau uit te komen. Overleg ook dat met de brijvoerspecialist van ForFarmers.

Afkeur en actiegrenzen DON en ZEA op mengvoerbasis met 88 droge stof

Neem contact op met onze varkensspecialisten

Heb je nog vragen of wil je meer informatie? Neem contact met ons op.

Contact opnemen
CTA varkens